Nieuws

Achterstanden inhalen of vertraging accepteren?

Gepubliceerd op: vrijdag 5 november 2021

Afgelopen week werd uit de eerste voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs nog maar eens duidelijk dat de coronacrisis er flink heeft ingehakt. Niet alleen staat het welbevinden van jongeren (met name in het voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs) onder druk, ook is er sprake van significante leerachterstanden. Op basisscholen lopen leerlingen gemiddeld 7 tot 10 weken achter met rekenen en begrijpend lezen. In de eerste klassen van het voortgezet onderwijs is het nog erger. Gemiddeld een leesachterstand van 27 weken en op het vmbo mogelijk een heel schooljaar achterstand.

Het is dan ook niet voor niets dat de Kamer in grote meerderheid akkoord is gegaan met de enorme financiële impuls die het onderwijs krijgt; in het funderend onderwijs gaat het om bijna zes miljard euro. In een ongekend tempo heeft het ministerie een systeem opgetuigd dat scholen moest helpen keuzes te maken voor interventies waarvan is aangetoond dat ze ook daadwerkelijk nut hebben. Scholen hebben in heel korte tijd een analyse gemaakt van de achterstanden in hun eigen specifieke situatie en vervolgens uit de ‘menukaart’ van het ministerie de interventies gekozen die daar het meest passend bij zijn.

Veel te doen en te weinig tijd

Nu het stof wat is neergedwarreld krijgen we een eerste beeld van de resultaten van deze exercitie. In het primair onderwijs zijn de meest gekozen interventies: instructie in kleine groepen, inzet van onderwijsassistenten, aandacht voor welbevinden van leerlingen, een-op-een begeleiding en directie instructie. Van deze 5 interventies vragen er 4 om meer inzet van personeel. Personeel dat er niet is. Al voor corona was het lerarentekort met stip het grootste probleem in het onderwijs. Wat je nu dan ook ziet is dat scholen elkaar op de arbeidsmarkt heftiger dan ooit beconcurreren, dat leerkrachten zich via dure bureaus laten inhuren en dat van de bestaande formatie wordt gevraagd om meer uren te draaien. Het is allemaal niet genoeg: het zal onmogelijk blijken om het geld binnen twee schooljaren uitgegeven te krijgen. Dat weet iedereen, ook het ministerie, ook de vakbonden, maar vooralsnog houdt de minister eraan vast, ondanks steeds luidere oproepen van besturen en vakbonden om de bestedingstermijn te verlengen.

Ook voor corona achterstand bij taal en rekenen

Dat het geld niet wordt uitgegeven, of over een langere periode, betekent dat de leerlingen die achterstanden hébben, niet goed worden geholpen. Óf dat de andere leerlingen minder aandacht krijgen. Hoe dan ook blijven we zitten met een probleem. En dat wordt in het voortgezet onderwijs niet kleiner. Ook als je kijkt naar de belangrijkste interventies waar het voortgezet onderwijs voor kiest. Met stip op 1: aandacht voor het welbevinden van leerlingen, vervolgens instructie in kleine groepen, sportieve activiteiten, metacognitie en zelfregulerend leren en de inzet van onderwijsassistenten. In het vo lijkt de nadruk dus een stuk minder te liggen op de cognitieve achterstanden.  Dat is misschien begrijpelijk, want ook hier zijn er geen mensen om het werk te doen, maar het is wel erg risicovol. Want ook voor corona ging het buitengewoon slecht met de resultaten op de kernvakken: taal en rekenen. Nederlandse leerlingen presteren de afgelopen jaren jaar na jaar slechter en slechter in vergelijking met leerlingen uit andere Europese landen. Bijna een kwart van onze 15-jarigen is onvoldoende geletterd om zelfstandig als mondige burger deel te kunnen nemen aan de samenleving. En met rekenen dreigen we dezelfde kant op te gaan.

Wat is het échte probleem?

De Onderwijsraad heeft gelukkig aangekondigd in 2022 met een advies te komen wat er moet gebeuren om het niveau van de kernvakken te verbeteren, maar daar hebben de leerlingen van nu niets meer aan. Het is de grote vraag of zij gebaat zijn bij de constante focus op de achterstanden die zij hebben opgelopen en de schier onmogelijke opdracht die in twee jaar op te lossen. Misschien moeten we ons gaan openstellen voor het perspectief dat achterstanden ook maar een door ons zelf bedacht probleem is. Immers: achterstand ten opzichte van wat? Eerdere jaren? Geplande eindexamens? Als we de leerlingen in het oude tempo door ons schoolsysteem willen blijven proppen, ontstaan de achterstanden vanzelf. Met alle narigheid die daarbij hoort als de kinderen straks veel minder gekwalificeerd dan ze zouden kunnen zijn in het vervolgonderwijs of op de arbeidsmarkt terechtkomen. Misschien moeten we accepteren dat er wat vertraging nodig is om ook deze leerlingen en hun leerkrachten de kans te geven er echt uit te halen wat er in zit. En dan mag dat misschien wat langer duren. Dat creëert een organisatorisch probleem, zeker, maar dat lijkt me niet belangrijker dan het toekomstig succes en levensgeluk van een hele generatie schoolkinderen.

Marco Frijlink
Voorzitter

Marco is de voorzitter van de VOO en is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de vereniging.

Meer over Marco

Inschrijven voor onze nieuwsbrieven

"*" geeft vereiste velden aan

Blijf op de hoogte van het laatste nieuws en updates*
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en ontvang wekelijks de nieuwste artikelen, tips en exclusieve inhoud over medezeggenschap, of kies voor de maandelijkse nieuwsbrief voor een update over het openbaar onderwijs.
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Op 19 september vindt de eerste VOO Openbaar onderwijsborrel plaats in ons kantoor in hartje Bussum. Tijdens deze bijeenkomst kunnen we onder het genot van een hapje en een drankje bijpraten over de meest recente ontwikkelingen in het onderwijs.



Bij de Vereniging Openbaar Onderwijs heeft Janny Arends zich de afgelopen 26,5 jaar als senior beleidsadviseur elke dag gepassioneerd ingezet voor goede medezeggenschap op scholen in het primair en het voortgezet onderwijs. Zij deed en doet dit vanuit de overtuiging dat goed onderwijs alleen tot stand komt als allen die bij de school betrokken zijn, mee-richting geven aan het beleid van de school. Dat betekent dat ouders, personeelsleden en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen een serieuze rol moeten kunnen spelen in de medezeggenschap.