Nieuws

Pesten en benchmarks: de werkelijkheid achter de cijfers

Gepubliceerd op: vrijdag 1 oktober 2021

Een bestuurder in het primair onderwijs vertelde over het nieuwe strategisch plan voor zijn onderwijsstichting. Op enige moment in het totstandkomingsproces hadden ze er leerlingen bijgehaald. Kinderen van verschillende scholen uit de groepen 7 en 8, om -professioneel begeleid- mee te denken over de strategie. Hij vertelde enthousiast dat ze met twee onderwerpen kwamen die tot dan toe nog niet op tafel lagen. De meest prangende, iets wat vrijwel alle leerlingen vonden: het pesten moet stoppen!

Het pesten moet stoppen

Tot dan toe stond dat bij de beleidsbepalers niet echt op het netvlies. En dat is niet gek, want het is moeilijk om als bestuurder, maar ook als raad van toezicht of als (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad een goed beeld te krijgen van wat er zich nu écht op de werkvloer afspeelt. Natuurlijk, je legt werkbezoeken af, maar wat zie en hoor je dan werkelijk? Dus je baseert je grotendeels noodgedwongen op data. Cijfers uit onderzoeken die de werkelijkheid representeren. In dit specifieke geval meestal cijfers uit het onderzoek naar de sociale veiligheidsbeleving van leerlingen, dat scholen verplicht zijn jaarlijks uit te voeren.

Het probleem met dat soort onderzoeken is dat het heel veel data oplevert, die moeten worden samengevat. En dan krijg je bij zo’n vraag over pesten een percentage te zien, bijvoorbeeld 3,4% van de kinderen zegt wel eens of regelmatig te worden gepest. En dan moet je dat percentage gaan wegen. Is het veel? Te veel? Of juist weinig? Daarom staat er vaak een kolom naast de kolom met je eigen getallen en dat heet dan de ‘benchmark’. In werkelijkheid is het een gemiddeld cijfers van 5 schoolorganisaties die een beetje op je lijken. Maar omdat we het benchmark noemen, suggereert het dat je daarnaar moet streven.

In praktijk wordt de score niet gezien voor wat het is

Dus worden de vakjes met je eigen score waarin je het beter doet dan de ‘benchmark’ vaak groen gemaakt en de vakjes waar je het slechter doet rood. Dat leest lekker weg voor al die mensen die toch al zoveel moeten lezen. En natuurlijk ga je dan vooral kijken naar de rode vakjes, want daar kun je verbetering boeken. En als het gemiddelde van die vijf scholen toevallig 4,1 is, dan is jouw pestvakje met 3,4% mooi groen. Geen probleem.

Als je een schoolorganisatie bent met zeg 2000 leerlingen (en dat komt vaak voor), dan heb je het met 3,4% over een kleine 70 leerlingen die gepest worden. En een veelvoud daarvan die dat ziet en ervaart en vervelend vindt. Vandaar de inbreng van de leerlingen: ‘het pesten moet stoppen’. Ondanks dat mooie groene vakje.

Praat met leerlingen

Besturen, medezeggenschap en inspectie kunnen niet zonder onderzoek en data. Maar het is belangrijk dat we ons altijd blijven realiseren dat die niet de werkelijkheid zijn. Ze representeren die slechts en in veel gevallen niet eens zo heel erg goed. Dus praat hoe dan ook zo vaak mogelijk met de leerlingen voor wie je het uiteindelijk allemaal probeert goed te doen. En het afzetten van je eigen score tegen een gemiddelde van andere scholen is lui. Je moet je eigen doelen stellen en je resultaten daaraan afmeten.

Het andere onderwerp waar de grote mensen nog niet zelf opgekomen waren, was trouwens duurzaamheid. Misschien ga ik het daar in een volgende blog nog over hebben.

Marco Frijlink
Voorzitter

Marco is de voorzitter van de VOO en is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de vereniging.

Meer over Marco

Inschrijven voor onze nieuwsbrieven

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Helaas is armoede nog steeds een groot -en groeiend- probleem in Nederland. Het CPB verwacht dat in 2024 zo’n 7% van de kinderen in ons land opgroeit in armoede. Dat zijn gemiddeld zo’n 2 kinderen per klas en houdt u er rekening mee dat er nog meer zijn die net niet aan de definitie voldoen, maar bij wie het ook geen vetpot is.