Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
Tijdens de opening van het congres De Staat van het Onderwijs, waar ik de VOO vertegenwoordig, staat ‘hokjesdenken’ centraal. De Deense video ‘All that we share’ wordt vertoond, die laat zien hoeveel mensen met verschillende achtergronden eigenlijk delen. Aan de zaal wordt gevraagd wie weleens is blijven zitten, of wie een ‘stapelaar’ is. Leerkrachten, bestuurders, beleidsmedewerkers: uit alle geledingen gaan mensen staan.
Inspecteur-generaal van het Onderwijs, Monique Vogelzang, roept het onderwijsveld op consensus te bereiken over wat de kern van onderwijs moet zijn: ‘stap naar voren als je hart hebt voor onderwijs’. De bevindingen in de Staat van het Onderwijs laten namelijk zien dat het onderwijs versnipperd raakt en het stelsel daardoor verzwakt.
De sociaal-economische segregatie neemt toe en leerlingen komen elkaar steeds minder tegen, zoals dit jaar ook al door de Onderwijsraad werd geconstateerd. Er worden weliswaar eerste stapjes gezet om de toenemende kansenongelijkheid een halt toe te roepen, waardoor deze stabiliseert, maar de mate van ongelijkheid is nog altijd fors hoger dan tien jaar geleden. Het gaat dan met name om ongelijkheid in schooladviezen en doorstroom op basis van het opleidingsniveau van ouders. Verschillen tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond worden wel kleiner.
Er bestaat een groot risico dat de kansenongelijkheid weer verder toeneemt door het lerarentekort, dat ongelijk verdeeld is. Het lerarentekort is het grootst in de randstad en ook scholen met veel leerlingen met een migratieachtergrond worden veel harder getroffen. In het algemeen geldt dat leraren zich volgens bestaande scheidslijnen verspreiden over scholen.
Ook de enorme groei van specifieke onderwijsconcepten (zoals Jenaplan, dalton- en montessorischolen) en profielscholen (technasia, cultuurprofielscholen, tweetalig onderwijs, etc.) draagt het risico van verdere ongelijkheid in zich. Met name op havo en vwo en in de grote steden is veel extra aanbod. Daarnaast trekken conceptscholen vaak specifieke groepen leerlingen en wordt voor extra aanbod geregeld een hoge ouderbijdrage gevraagd. De inspectie staat niet negatief tegenover de variëteit en vernieuwing in het Nederlandse onderwijs, maar oordeelt hard over het gebrek aan lerend vermogen. Vaak wordt vooraf onvoldoende nagedacht over het doel van innovaties, effecten worden nauwelijks onderzocht en ervaringen te weinig gedeeld.
De inspectie vraagt de overheid heldere ijkpunten te ontwikkelen op het gebied van referentieniveaus taal en rekenen, persoonsvorming en burgerschapsonderwijs en strategisch personeelsbeleid. Op het gebied van burgerschapskennis, – houding en – vaardigheden zijn er grote verschillen tussen scholen en groepen leerlingen. Daar waar hier actief in geïnvesteerd wordt, worden wel betere resultaten behaald. De manier waarop en mate waarin scholen aandacht aan burgerschap besteden, verschilt echter sterk. Zowel de inspectie als de ministers van onderwijs benadrukken dan ook dat consensus over de maatschappelijke opdracht van het onderwijs en het helder formuleren van de burgerschapsopdracht essentieel zijn.
Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
In de Week van Openbare Scholen staan gelijkwaardig, vrijheid en ontmoeting en de slogan 'Openbare scholen – waar verhalen samenkomen' centraal. Deze kernwaarden en slogan zijn de basis van het actief pluriforme karakter van de openbare scholen.