Nieuws

Schaduwonderwijs opnieuw belicht

Gepubliceerd op: donderdag 21 november 2019

In het najaar van 2017 werd het onderwijsveld opgeschrikt door het rapport ‘Licht op schaduwonderwijs’. Uit onderzoek van Oberon en SEO Economisch Onderzoek bleek dat veel leerlingen in het VO gebruik maken van extra, vaak betaalde ondersteuning en begeleiding buiten het reguliere onderwijsaanbod. Kinderen van hoger opgeleide ouders volgen vaker een betaalde variant, wat de bestaande kansenongelijkheid vergroot.

De bezorgde reacties en vervolgvragen die dit rapport opriep, waren aanleiding voor minister Slob om vervolgonderzoek te laten doen. Op 14 oktober stuurde hij een nieuw rapport van Oberon en SEO Economisch Onderzoek, ‘Aanvullend en particulier onderwijs’ naar de Tweede Kamer. Ook in het PO blijken veel leerlingen gebruik te maken van aanvullend onderwijs. Daarnaast is ook het particulier onderwijs de afgelopen jaren gegroeid.

De VOO vindt deze ontwikkelingen zorgwekkend, omdat het gelijke kansen in de weg staat. Het reguliere onderwijs zou voldoende kwaliteit en ondersteuning moeten kunnen bieden voor elke leerling. Tegelijkertijd is de vraag gerechtvaardigd of eisen en verwachtingen altijd reëel zijn: er lijkt ook sprake van een toenemende prestatiedruk. We schreven al vaker over schaduwonderwijs in Onze School en de toename van bijlesactiviteiten.

De nieuwste cijfers liegen er niet om

Het nieuwe rapport laat zien dat ook groep 8-leerlingen al op grote schaal gebruik maken van aanvullend onderwijs, met name in de vorm van oefenen buiten schooltijd, extra ondersteuning bij specifieke leerbehoeften (zoals dyslexie of hoogbegaafdheid) en bijles. Vooral voor bijles wordt vaak betaald door ouders, met bedragen die al gauw in de honderden euro’s per jaar lopen.   

Ook in het VO gaat het bij betaalde vormen het vaakst om bijles, maar ook voor huiswerkbegeleiding, examentraining en oefenen buiten schooltijd maken ouders regelmatig kosten. VO-scholen werken vaak samen met private aanbieders, bijvoorbeeld in de vorm van kortingen of reclame. De deelname aan en kosten voor aanvullend onderwijs in het VO zijn sinds het vorige onderzoek in 2016-2017 nauwelijks veranderd.

De belangrijkste cijfers over het schooljaar 2018-2019 op een rij:  

  • 1 op de 4 leerlingen in het PO volgt een vorm van aanvullende onderwijs 
  • 1 op de 3 leerlingen in het VO volgt een vorm van aanvullend onderwijs  
  • Ongeveer 1 op de 8 leerlingen in PO en VO volgt een betaalde vorm van aanvullend onderwijs 
  • Geschatte uitgaven voor aanvullende onderwijs PO (groep 8): 13-25 miljoen 
  • Geschatte uitgaven voor aanvullend onderwijs VO: 142-207 miljoen.  

Zoals eerder al geconstateerd, worden ook nu betaalde vormen van aanvullende onderwijs vaker gevolgd door havo- en vwo-leerlingen en kinderen van hoger opgeleide ouders. Leerlingen met lager opgeleide ouders maken juist vaker gebruik van de onbetaalde vormen. Tot slot blijkt dat het aantal leerlingen op particuliere scholen (verspreid over PO en VO) is gestegen van 2600 in 2013 naar 3400 in 2018.

Ouders betalen bij gebrek aan beter  

De motieven van ouders om aanvullend onderwijs in te zetten verschillen per vorm. Uit het rapport blijkt dat ongeveer de helft van de ondervraagde ouders kiest voor bijles omdat ze vinden dat de school op een of meer punten tekortschiet. Het gaat dan om de kwaliteit van het onderwijs of de mate van persoonlijke aandacht voor hun kind. Ook vinden 2 van de 3 ouders die kiezen voor bijles dat de school deze ondersteuning eigenlijk voor alle leerlingen zou moeten bieden.

Bij huiswerkbegeleiding speelt het oordeel over de school een minder grote rol. Ouders kiezen hier met name voor omdat ze deze ondersteuning zelf thuis niet kunnen of willen bieden. Voor toetstraining in het PO en examentraining in het VO wordt logischerwijs gekozen om leerlingen beter voor te bereiden op toetsen en examens. Een meerderheid van de ouders ziet dit als een vorm van ondersteuning waarvan ze zouden verwachten dat de school dit organiseert voor alle leerlingen. In het VO organiseren veel scholen ook zelf kosteloze examentrainingen.

Van de ouders van groep-8 leerlingen die betalen voor aanvullend onderwijs, vindt 80 tot 90% deze investering het geld waard, maar als ze van een kosteloos alternatief op school gebruik zouden kunnen maken, zou eenzelfde percentage hiervoor kiezen. In het VO liggen deze percentages iets lager, maar is het beeld vergelijkbaar. Een kleinere groep ouders (tussen de 11 en 24%) geeft aan juist voor een betaalde vorm van bijles, huiswerkbegeleiding of examentraining te kiezen als hun financiële situatie het toe zou laten.

Scholen worstelen met principes

De bevraagde scholen zijn overwegend positief over de gevolgen van deelname aan aanvullend onderwijs. Ze denken dat het schoolprestaties, motivatie en zelfvertrouwen vergroot, al valt op basis van onderzoek nog weinig te zeggen over de daadwerkelijke effecten (Elffers & Jansen, 2019). Scholen werken vaak samen met externe partijen om leerkrachten te ontlasten en omdat het zelf organiseren hogere kosten met zich meebrengt. 

Toch zijn er wel scholen, met name in het PO, die organisaties op het gebied van aanvullend onderwijs om principiële redenen buiten de deur houden. Zij dragen ook naar ouders uit dat er op school genoeg gedaan wordt en dat kinderen thuis moeten kunnen spelen. Ook zijn er scholen die ernaar streven de behoefte aan betaald aanvullend onderwijs te minimaliseren door zoveel mogelijk maatwerk te leveren en zelf aanvullend onderwijs te bieden. In het VO heeft 1 op de 3 scholen hier beleid of maatregelen voor opgesteld, in het PO slechts 16%. Op 43% van de VO-scholen en 14% van de PO-scholen zijn maatregelen genomen om de toegankelijkheid van aanvullend onderwijs voor specifieke groepen te waarborgen, zoals een fonds voor ouders.

Minister Slob wil gesprek over grenzen

De Tweede Kamer heeft bezorgd gereageerd op het rapport, zowel waar het kansengelijkheid als de kwaliteit van onderwijs betreft. Minister Slob laat in een reactie weten dat er onderzoek loopt naar de vraag of de bekostiging van scholen voldoet en wat we van scholen mogen verwachten. Hij vindt dat scholen voldoende kwaliteit moeten bieden, maar dat zij niet mee hoeven gaan in competitieve overwegingen: soms stellen ouders wellicht ook te hoge eisen. Aanvullend onderwijs zou volgens Slob ook bekostigd kunnen worden vanuit de onderwijsachterstandsgelden en betaalde opties zouden niet nodig moeten zijn voor een goede start. Verder wijst hij erop dat deelname aan examentraining nooit afhankelijk mag zijn van het betalen van een vrijwillige ouderbijdrage, waarbij hij verwijst naar het wetsvoorstel over de vrijwillige ouderbijdrage dat momenteel voorligt in de Tweede Kamer. 

Een verbod op samenwerking met commerciële partijen gaat Slob vooralsnog te ver. Wel roept hij de onderwijssector op na te denken over ‘voorwaarden waaronder uitbesteding van taken en samenwerking met aanbieders van aanvullend onderwijs van meerwaarde is, en waar de grens ligt tussen wenselijkheid en onwenselijkheid’. Hij gaat in gesprek met de sectorraden en stelt ook dat de MR toezicht kan houden op het beleid rondom aanvullend onderwijs en samenwerking met externe partijen. De VO-Raad pleit voor extra investeringen zodat scholen zelf meer kunnen doen aan aanvullend onderwijs en maatwerk en wil hierover het gesprek aangaan met haar leden.

Investeer in kwaliteit en toegankelijkheid

De VOO betwijfelt of een (oproep tot) gesprek voldoende is en roept Slob op ook zelf maatregelen te nemen. Dat betekent allereerst voldoende investeren in onderwijs, zodat scholen zelf de benodigde kwaliteit en persoonlijke aandacht kunnen bieden. De VOO begrijpt dat ouders het beste voor hun kinderen willen en op zoek gaan naar aanvullende vormen van onderwijs als zij het idee hebben dat de school onvoldoende kan bieden. Tegelijkertijd waarschuwt de VOO wel voor deze zorgelijke trend om verschillende redenen. Minister Slob werpt terecht de vraag op of we mee moeten gaan in de onderwijscompetitie. Hij legt de bal echter wel erg makkelijk bij de ouders. De prestatiedruk in het onderwijs wordt immers mede gevoed door een systeem waarin toetsresultaten en het opleidingsniveau zeer bepalend zijn voor de beoordeling van scholen en kansen voor kinderen.

De VOO maakt zich echter vooral zorgen om de toenemende kansenongelijkheid als gevolg van de groei van betaalde vormen van aanvullend onderwijs. Het zijn immers vooral specifieke groepen leerlingen en ouders die hier gebruik van (kunnen) maken. Het onderwijs, ook wanneer het extra aanbod voor specifieke leerbehoeften betreft, moet voor alle leerlingen toegankelijk zijn, waarbij kinderen samen kunnen leren.

Meer weten over kansengelijkheid, armoede en toegankelijk onderwijs?  
Op 28 maart 2020 is ons jaarcongres met als thema Armoede en School. Hoofdspreker is Eldar Shafir, Princeton University professor behavioral economics. Dit congres is gratis voor leden!

Het is weer zover. De lente is begonnen, maar zoals bijna elk jaar is er nog veel op aan te merken. Te koud, te nat, te instabiel. Het is net de Staat van het Onderwijs. Elk jaar in april presenteert de Inspectie van het Onderwijs onder die noemer haar bevindingen in een lijvig rapport. Ook dit jaar is het weer raak, met nog ronkender bewoordingen dan vorige editie...



Als reactie op de aanpassingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) per 1 augustus 2023, hebben Tweede Kamerleden Stoffer en Pijpelink een amendement voorgesteld dat deze week met algemene stemmen in de Tweede Kamer is aangenomen. Dit amendement op een onderdeel van de Reparatiewet OCW voor het jaar 2023-2024, versterkt de informatiepositie van de medezeggenschapsraad en brengt de tekst van de WMS op dit punt in lijn met de tekst in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).