Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
Ouders doen hun kind steeds vaker op bijles, bijvoorbeeld uit angst voor een vmbo-advies. Dat is vaak het einde van de kans op hoger onderwijs. In haar boek De bijlesgeneratie analyseert Louise Elffers de run op een zo hoog mogelijk schooladvies.
We zijn in een onderwijscompetitie terechtgekomen, met bijlessen en Citotrainingen, gesteggel over het schooladvies en zelfs rechtszaken om toch te worden toegelaten tot de voorkeursschool. Ouders gaan tot het uiterste om voor hun kind een goede plek op een middelbare school te vinden. Tot verbazing van velen die zich hun eigen schooltijd van tien, twintig jaar geleden herinneren. Louise Elffers, onderwijskundige en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam, noemt het de ‘onderwijscompetitie’: een onontkoombare race waarin ouders en leerlingen alles uit de kast halen om de beste onderwijsplek te bemachtigen. Tegelijkertijd wil niemand deze ratrace waarin het ‘dringen is bij de poorten van havo en vwo’ en ‘het vmbo veel weg heeft van een fuik, die leerlingen en ouders die perspectief willen houden op het hoger onderwijs liever ontwijken’. Elffers’ nieuwe boek De bijlesgeneratie zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die in het onderwijs werkt of een schoolgaand kind heeft.
Zoals elke competitie kent ook de onderwijscompetitie winnaars en verliezers. De deelnemers die beschikken over meer kennis en geld, kunnen harder ‘trainen’ en zijn dus in het voordeel. Voor kinderen die minder ideale trainingsomstandigheden kennen, wordt het lastig om hetzelfde niveau te halen. Dit wordt sterk zichtbaar bij het schooladvies in groep 8, betoogt Elffers: ‘Hoogopgeleide ouders slagen er vaker in om hun kind alsnog in het havo of vwo geplaatst te krijgen, terwijl de kinderen van lageropgeleide ouders met eenzelfde prestatieniveu vaker naar het vmbo gaan. Dit bestendigt het verschil in sociaal-economische kenmerken tussen de leerlingpopulaties van vmbo enerzijds en havo en vwo anderzijds.’ De gevolgen daarvan zijn verontrustend: ‘Het vmbo wordt de onderwijssoort voor de ‘lagere’ sociale klasse, waarbij het vwo – en in het bijzonder het gymnasium – de meeste leerlingen uit de hogere klasse herbergt. Onder het meritocratische laagje van de niveauplaatsing gaat een vorm van standenonderwijs schuil’, schrijft Elffers.
Ouders en leerlingen zouden helemaal niet zo bezig moeten zijn met hogerop komen, hoor je vaak relativerend. Het gaat er veel meer om ‘dat elke leerling op de juiste plek’ terechtkomt en dat hoeft niet het hoogst mogelijke niveau te zijn. Maar volgens Elffers werkt het Nederlandse onderwijsstelsel de opwaartse druk zelf in de hand. ‘De juiste plek wordt niet gezocht door samen met de leerling te verkennen welk type onderwijs het beste bij hem past. In plaats daarvan worden leerlingen op basis van een onderlinge vergelijking verdeeld over routes met of zonder perspectief op doorstroom naar het hoger onderwijs. Voldoende in je mars hebben om op een bepaald niveau verder te leren, biedt geen garantie dat je daadwerkelijk toegang krijgt tot dat niveau. Door het relatieve vaardigheidsniveau als uitgangspunt in de verdeling te nemen, worden leerlingen met elkaar in competitie gebracht.’ Daardoor is volgens Elffers het schaduwonderwijs, zoals bijlessen en andere vormen van begeleiding en training, in Nederland sterk toegenomen. Een pijnlijke constatering volgt: ‘Als bijlessen een voorwaarde worden voor een succesvolle schoolloopbaan, hebben leerlingen van wie de ouders geen bijles kunnen betalen het nakijken.’
De bijlesgeneratie kan troost bieden voor ouders die zich ongemakkelijk voelen over hun eigen pusherige gedrag. Het is namelijk buitengewoon moeilijk om je als ouder aan het strijdgewoel te onttrekken. Of zoals Elffers schrijft: ‘Als iedereen in een wedstrijdstadion gaat staan, kun je nu eenmaal niet als enige blijven zitten’. Maar het is vooral een wakeupcall voor beleidsmakers: schoolleiders, schoolbestuurders en politici. Want er is wel wat aan de hand. Kennelijk voelen veel ouders zich voor een succesvolle schoolloopbaan van hun kind genoodzaakt om het heft in eigen hand te nemen. Het reguliere onderwijs voldoet in hun ogen niet meer en dus zoeken ze hun toevlucht in bijlessen buiten schooltijd: de investeringen daarin zijn de afgelopen twintig jaar gestegen van 26 miljoen euro in 1995 naar 186 miljoen euro in 2015 (Centraal Bureau voor de Statistiek). Dat baart ook de Inspectie van het onderwijs zorgen, die zich zelfs genoodzaakt ziet om te waarschuwen dat ‘ongelijkheid en prestatiedruk toenemen’ en ‘de tweedeling naar inkomen en opleiding steeds zichtbaarder wordt in het Nederlandse onderwijs’. Al lezend dringt de vraag zich op wat scholen en schoolbesturen kunnen doen om deze trend, die grotendeels in de hand wordt gewerkt door ontwikkelingen in het onderwijs zelf, te keren.
Elffers beschrijft de verschillende ontwikkelingen die de afgelopen decennia hebben geleid tot de onderwijscompetitie. En ze doet samenhangende aanbevelingen om de druk van de ketel te halen, zonder dat daarvoor het hele onderwijsstelsel op de schop moet worden genomen. ‘Wat nu als we dat stadion eens anders vormgeven? En iedereen weer op zijn stoel kan gaan zitten?’. In het algemeen moet de selectie van leerlingen minder stringent worden, vindt Elffers. Dat betekent dat er een bredere toegankelijkheid in het primair en voortgezet onderwijs moeten komen. Nu krijgt slechts een beperkt deel van de leerlingen na de basisschool toegang tot een onderwijsaanbod dat hoger onderwijs mogelijk maakt. Door de vroege selectie en de beperkte kansen om later nog door te stromen, zitten daardoor voor veel kinderen de deuren al snel op slot. Ook noemt Elffers de mogelijkheid om meer flexibele routes in het voortgezet onderwijs mogelijk te maken, zodat leerlingen zowel theoretische als praktijkgerichte vakken kunnen volgen op verschillende niveaus. Hierbij hoort ook dat er wordt gekeken naar de huidige fysieke scheiding tussen vmbo, havo en vwo, die ‘niet alleen segregatie tussen hoger- en lageropgeleiden in de hand werkt, maar ook de druk voor leerlingen en ouders opvoert om al vroeg een plek op de gewenste route veilig te stellen’. Maar op dit moment zien we nog steeds een groei van het aantal categorale scholen en het verdwijnen van brede scholengemeenschappen. Dit zijn allemaal facetten die scholen en besturen zelf kunnen aanpakken.
‘Cito-trainingen zijn niet nodig zolang het advies de schoolloopbaan niet op slot zet’
Een ander belangrijk aspect, dat politieke keuzes vereist, is de procedure van het schooladvies en de toelating in het voortgezet onderwijs. Elffers vindt dat zolang er nog wordt vastgehouden aan de huidige rol van het schooladvies, de procedure van advisering zo gestandaardiseerd mogelijk moet verlopen, zodat het advies niet – zoals nu – afhangt van de docent, school en de regio. Volgens Elffers is het leerlingvolgsysteem het aangewezen middel. Dat kan immers ‘via gestandaardiseerde toetsen kinderen gedurende hun schoolloopbaan volgen en daarmee hun leerontwikkeling vaststellen.’ In haar pleidooi voor het leerlingvolgsysteem als belangrijkste indicator voor het schooladvies staat Elffers niet alleen: daarvoor pleit de Vereniging Openbaar Onderwijs al sinds jaar en dag. En ook voor de Haagse beleidsmakers heeft Elffers een belangrijke aanbeveling: om te streven naar een eerlijker speelveld voor alle leerlingen, zou er een kanseneffectrapportage moeten komen. Die kan helpen om ‘bij beleidsvorming op het niveau van het onderwijsstelsel vooraf te bepalen wat de gevolgen zijn van de verschillende beleidsopties voor de de kansengelijkheid van leerlingen in het Nederlandse onderwijs’.
Louise Elffers is onderwijskundige en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Haar boek De bijlesgeneratie is verschenen bij Amsterdam University Press.
Bent u een idealist die wil kennismaken met de Vereniging Openbaar Onderwijs? Vraag dan het proeflidmaatschap aan voor een jaar, voor maar 15 euro. U abonneert zich dan op het magazine Onze School. Als welkomstgeschenk sturen wij u een mooi notitieboekje toe.
Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
In de Week van Openbare Scholen staan gelijkwaardig, vrijheid en ontmoeting en de slogan 'Openbare scholen – waar verhalen samenkomen' centraal. Deze kernwaarden en slogan zijn de basis van het actief pluriforme karakter van de openbare scholen.