Nieuws

Licht op schaduwonderwijs: naar een gelijk speelveld?

Gepubliceerd op: maandag 8 april 2019

Op een regenachtige namiddag in november 2018 kwamen mensen met allerlei achtergronden bij elkaar op de Hogeschool van Amsterdam. Wat zij deelden? Interesse in of zorgen over ‘schaduwonderwijs’, een fenomeen dat groeit en een groeiende belangstelling geniet. 

Schaduwonderwijs verwijst naar in of door de private sector verzorgd aanvullend onderwijs, zoals (betaalde) bijlessen, examentrainingen, en huiswerkbegeleiding. Op het symposium ‘Licht op schaduwonderwijs’ presenteerden universitair docent onderwijswetenschappen Louise Elfers en haar promovendus Daury Jansen (Universiteit van Amsterdam) de eerste resultaten van het gelijknamige onderzoek dat zij uitvoeren met subsidie van het NRO. Uit hun presentaties en die van schaduwonderwijs-expert professor Mark Bray van de Universiteit van Hong Kong, blijkt dat schaduwonderwijs zeker geen specifiek Nederlands fenomeen is. Het is bij ons juist laat op de agenda komen te staan. Wereldwijd volgt ongeveer 33% van de leerlingen een vorm van schaduwonderwijs, waarbij met name in het voortgezet onderwijs de aantallen hoog zijn.  

De donkere kanten  

Waarom is schaduwonderwijs nu eigenlijk een probleem? Allereerst vanwege sociale ongelijkheid: niet iedereen kan dit bekostigen en hiermee vergroten ouders met een hogere sociaal- economische status de voorsprong die hun kinderen vaak toch al hebben. Daarnaast is er vrijwel geen controle op schaduwonderwijs, met het risico dat het niet aansluit bij het onderwijs op school en leerprocessen ondermijnd worden. Leerkrachten rekenen er ook steeds meer op dat schaduwonderwijs plaatsvindt, wat effect kan hebben op hun onderwijs. Ook kan een hoge mate van aanvullend onderwijs leiden tot oververmoeide of ongemotiveerde kinderen. Ouders nemen het zekere voor het onzekere: men wil niet achterblijven. Zoals Elfers het eerder in haar boek ‘De bijlesgeneratie’ al beschreef: als iedereen in een stadion gaat staan, kun je niet blijven zitten.  

Er is dan ook dringend beleid nodig om deze processen af te remmen. De Tweede Kamer heeft eerder haar zorg uitgesproken en minister Slob zegt deze bezorgdheid te delen, maar wil met eventuele maatregelen wachten op vervolgonderzoek.

Scholen hoeven niet af te wachten  

Wat kan het onderwijsveld al doen in afwachting van nieuwe onderzoeksresultaten? Professor Bray geeft aan dat het onmogelijk is schaduwonderwijs door private partijen te verbieden. Wel kunnen scholen ervoor kiezen hier niet naar te verwijzen of geen private partijen de school binnen te halen. Ook kunnen zij zelf kosteloos aanvullend onderwijs aanbieden, zoals op diverse scholen al gebeurt.  

Een van deze scholen is het Caland Lyceum, een school voor vmbo-t, havo en vwo in Amsterdam-West. Hier hebben leerlingen zowel tijdens als na schooltijd de gelegenheid om onder begeleiding van pedagogisch assistenten hun huiswerk te maken. Voor leerlingen die bijvoorbeeld kampen met faalangst, of moeite hebben met plannen of de drukte op school, is er ook ‘Lokaal 334’, waar zowel individuele begeleiding als trainingen worden aangeboden. Vanuit ouders komt een hulpvraag vaak voort uit zorgen om slechte cijfers. Nikki Ludwig, trajectcoördinator: ‘Het vertrekpunt is dan bijvoorbeeld het beter leren plannen, maar in een gesprek blijkt dan dat hier faalangst achter zit. Een leerling denkt ‘Ik kan het toch niet, dus dan begin ik er ook maar niet aan.’’ 

Tevens worden examentrainingen georganiseerd: leerlingen kunnen kiezen of ze meegaan op een intensief trainingskamp of trainingen op school volgen. Dit wordt deels gefinancierd vanuit lokale subsidies, maar het Caland Lyceum legt er ook zelf op toe. Niet alle scholen kunnen hiervoor voldoende middelen vrijmaken. In een recent Kamerdebat over kansenongelijkheid dienden Van den Hul (PvdA) en Westerveld (GroenLinks) dan ook een motie in waarin zij pleiten voor een bijlesbudget voor scholen.

Zoveel betrokkenen, zoveel vragen  

Het thema schaduwonderwijs staat tevens op de agenda van het project ‘Gelijke kansen voor een diverse jeugd’ binnen de Nationale Wetenschapsagenda. Op het symposium werd ten behoeve van dit project in verschillende groepen (docenten & leerlingen, beleidsmedewerkers, aanbieders, onderzoekers) nagedacht over onderzoeksvragen. Men is o.a. benieuwd wat het effect is op prestaties, motivatie en ervaren prestatiedruk. Ook leeft de vraag wat leerkrachten van ‘schaduwdocenten’ kunnen leren. Tegelijkertijd is er discussie over de vraag of de onderwijstijd voor iedereen omhoog zou moeten (standaard huiswerkbegeleiding) of dat we juist de competitiedrang moeten verminderen. Een ander belangrijk vraagstuk betreft de motieven van ouders: maakt het bijvoorbeeld uit op wat voor school hun kind zit, in termen van kwaliteit of vormen van maatwerk? En gaat het hen om het wegwerken van ‘achterstanden’, het verbeteren van de ‘concurrentiepositie’ of het uitbesteden van een stuk opvoeding?  

Wat kan men hier op het Caland Lyceum al over zeggen? De school streeft vanuit haar Daltonvisie en ook in het kader van Passend Onderwijs steeds meer naar maatwerk en het aansluiten bij individuele ondersteuningsbehoeften. Jasper Vogel, afdelingsleider: ‘Er zijn steeds meer kinderen die echt iets nodig hebben om dezelfde kansen te hebben.’  

Het zelf aanbieden van aanvullend onderwijs bant schaduwonderwijs echter niet uit: ook hier wordt vaak gebruik gemaakt van externe bijles of huiswerkinstituten. Vogel: ‘Er zijn ouders die graag alles willen en overal naartoe gaan om cijfers beter te maken’. Vogel en Ludwig zien soms ook wel het succes van deze extra begeleiding. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen die zich thuis niet kunnen concentreren of daar voortdurend spanning en strijd met hun ouders ervaren rondom schoolwerk. Ook kan het goed zijn voor het zelfvertrouwen: als er iemand naast zit, schiet een kind minder snel in de paniek. 

Ludwig: ‘Goede ondersteuning bieden is natuurlijk wel een taak voor de school, maar dit is niet voor iedereen voldoende. Onze docenten gaan gelukkig niet op zondag helpen met huiswerk.’ Vogel: ‘Het is iets waarvan je zou willen dat ouders het kunnen. Tot voor kort was het helaas zo dat juist wie hier moeite mee had, ook de weg naar extra begeleiding niet vond. Die werd juist ingeschakeld door de hoogopgeleide, goed verdienende ouders. Door nieuwe initiatieven vinden andere ouders nu ook steeds meer hun weg.’  

Vogel herkent ook wel dat er een keerzijde aan zit: ‘Leerlingen hebben soms hun boeken niet bij zich of doen niet goed mee in de les, met het argument: ‘ik heb toch bijles.’ Dat is voor docenten wel frustrerend. Het enige dat we hieraan kunnen doen is het gesprek met ouders aangaan.’   

Faciliteren van competitie  

Het gesprek tussen school en ouders over schaduwonderwijs is essentieel. Zoals een beleidsmedewerker van OCW op het symposium aangaf, is het niet de taak van de school om maximale competitie te faciliteren. Het zelf aanbieden van aanvullend onderwijs, kan de indruk wekken dat het bestaande onderwijs onvoldoende is en voedt de druk om steeds hoger te moeten presteren. We moeten onszelf afvragen of we echt allemaal willen gaan staan in dat stadion. Of de ‘competitie’ al of niet wordt aangegaan, moet echter een keuze zijn, en niet beperkt worden door de sociaal-economische achtergrond van de ouders.

Het is weer zover. De lente is begonnen, maar zoals bijna elk jaar is er nog veel op aan te merken. Te koud, te nat, te instabiel. Het is net de Staat van het Onderwijs. Elk jaar in april presenteert de Inspectie van het Onderwijs onder die noemer haar bevindingen in een lijvig rapport. Ook dit jaar is het weer raak, met nog ronkender bewoordingen dan vorige editie...



Als reactie op de aanpassingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) per 1 augustus 2023, hebben Tweede Kamerleden Stoffer en Pijpelink een amendement voorgesteld dat deze week met algemene stemmen in de Tweede Kamer is aangenomen. Dit amendement op een onderdeel van de Reparatiewet OCW voor het jaar 2023-2024, versterkt de informatiepositie van de medezeggenschapsraad en brengt de tekst van de WMS op dit punt in lijn met de tekst in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).