“Eigenlijk zijn leerlingen de belangrijkste personen in de medezeggenschapsraad”. Sven Pieneman ontwikkelde samen met de VOO een MR-cursus voor leerlingen.
De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op verschillende onderwerpen die de school aangaan. Dit kan instemming van de hele MR zijn, maar ook instemming van de afzonderlijke personeelsgeleding of ouders/leerlingengeleding.
Het bevoegd gezag schrijft een beleidsnotitie over een bepaald onderwerp en legt dit als voorstel voor aan de MR. In termen van medezeggenschap wordt een voorstel een ‘voorgenomen besluit’ genoemd. Voor bepaalde onderwerpen heeft het bevoegd gezag de instemming van de MR nodig voordat het besluit definitief kan worden gemaakt.
Bij het instemmingsrecht van de MR is het verplicht dat het bevoegd gezag het besluit van de MR opvolgt. Indien de MR niet instemt met een bepaald voorgenomen besluit, kan het bevoegd gezag dit besluit niet definitief maken. Er zijn dan drie mogelijkheden: (1) het voorstel wordt ingetrokken, (2) het voorstel wordt aangepast en opnieuw aan de MR voorgelegd of (3) de zaak wordt voorgelegd aan de geschillencommissie.
Als de MR besluit niet in te stemmen met een bepaald voorstel, kan het bevoegd gezag besluiten de zaak voor te leggen aan de geschillencommissie. Deze commissie doet een bindende uitspraak of het bevoegd gezag ondanks het onthouden van de instemming van de MR het voorgenomen besluit mag gaan uitvoeren. De commissie kan dit besluiten als de MR onvoldoende valide argumenten heeft aangedragen om niet in te stemmen met het voorgenomen besluit. Het is dus van groot belang dat de MR indien hij niet instemt met een beleidsvoorstel, hij de argumenten hiervoor duidelijk op papier zet. Als de MR dit niet doet, is de kans groot dat de geschillencommissie besluit dat het bevoegd gezag het voorgenomen besluit alsnog mag gaan uitvoeren.
Als het bevoegd gezag een besluit neemt waarmee de MR niet heeft ingestemd of waarvoor geen instemming is gevraagd, of waarvoor hij geen toestemming van de geschillencommissie heeft gekregen, kan de MR de nietigheid van het besluit inroepen. De MR moet schriftelijk een beroep doen op de nietigheid binnen zes weken nadat het bevoegd gezag zijn besluit heeft genomen, of binnen zes weken nadat de MR te weten is gekomen dat er een besluit is genomen waaraan geen instemming is verleend.
De instemmingsrechten van de MR als geheel zijn:
De instemmingsrechten van de personeelsgeleding van de MR zijn:
De instemmingsrechten van de oudergeleding van de MR (in het po) zijn:
De instemmingsrechten van de ouders-/leerlingengeleding van de MR (in het vo) zijn:
Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden:
(1) De vaststelling van de schoolgids
(2) Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden:
(1) Regeling van de gevolgen voor de ouders van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen c, d, e en m;
(2) Verandering van de grondslag van de school of omzetting van de school of van een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;
(3) De vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders of de leerlingen worden gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan;
(4) De vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders of de leerlingen worden gevraagd voor schoolkosten, met uitzondering van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden;
(5) Vaststelling of wijziging van een mogelijk ouderstatuut;
(6) Vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders;
(7) Vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders.
Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden:
(1) Regeling van de gevolgen voor de leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder c, d, e en m;
(2) Vaststelling of wijziging van het leerlingenstatuut, bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een mogelijk leerlingenstatuut anders dan bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs;
(3) Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van de leerlingen;
(4) Vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van leerlingen;
(5) Vaststelling of wijziging van het leerlingenparticipatiebeleid, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onderdeel ia, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra behoeft voorafgaand aan instemming met betrekking tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, afzonderlijk instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling van het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel artikel 25, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra wordt geprogrammeerd alsmede voor het onderdeel met betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijs onderscheidenlijk artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.
De instemmingsrechten van de OPR zijn:
De instemmingsrechten van de GMR zijn:
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad treedt, indien het aangelegenheden betreft die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen of voor de meerderheid van de scholen, in de plaats van de medezeggenschapsraad van die scholen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de onderscheiden geledingen van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad indien het bevoegdheden van een geleding van de medezeggenschapsraad betreft.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt tevens vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot:
(1) Vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de desbetreffende scholen, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die aan het bevoegd gezag ten behoeve van elk van de scholen uit de openbare kas zijn toegerekend of van anderen zijn ontvangen;
(2) De criteria die worden toegepast bij de verdeling van deze middelen over voorzieningen op bovenschools niveau en op schoolniveau;
(3) De aanstelling of het ontslag van personeel dat is belast met managementtaken ten behoeve van meer dan een school.
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie van personeel dat is benoemd of te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school.
Janny is senior beleidsadviseur bij de VOO en houdt zich in het bijzonder bezig met medezeggenschap.
Meer over JannyMR Compleet is dé complete basiscursus voor MR-leden bestaande uit drie bijeenkomsten.
Bekijk cursusVoor alle vragen over onderwijs en medezeggenschap kunnen leden van de VOO terecht bij de helpdesk.
Helpdesk“Eigenlijk zijn leerlingen de belangrijkste personen in de medezeggenschapsraad”. Sven Pieneman ontwikkelde samen met de VOO een MR-cursus voor leerlingen.
Helaas is armoede nog steeds een groot -en groeiend- probleem in Nederland. Het CPB verwacht dat in 2024 zo’n 7% van de kinderen in ons land opgroeit in armoede. Dat zijn gemiddeld zo’n 2 kinderen per klas en houdt u er rekening mee dat er nog meer zijn die net niet aan de definitie voldoen, maar bij wie het ook geen vetpot is.