“Eigenlijk zijn leerlingen de belangrijkste personen in de medezeggenschapsraad”. Sven Pieneman ontwikkelde samen met de VOO een MR-cursus voor leerlingen.
Een MR heeft informatie nodig om zijn taken goed te kunnen vervullen en om een volwaardige gesprekspartner van het bevoegd gezag te kunnen zijn. Het informatierecht houdt in dat het bevoegd gezag de MR alle inlichtingen die nodig zijn voor de vervulling van diens taken, ruimhartig, op begrijpelijke wijze en tijdig verstrekt. Dit dient het bevoegd gezag ongevraagd te doen, maar het kan ook op verzoek van de MR.
Om goed te kunnen functioneren als MR is duidelijke en overzichtelijke informatie van belang. Een MR moet weten wie welke functie vervult en waarvoor hij of zij verantwoordelijk is, moet op de hoogte zijn van bestaand beleid maar ook geïnformeerd worden over trends, ontwikkelingen en veranderingen. Een MR hoeft niet af te wachten tot het bevoegd gezag deze informatie geeft, maar hij kan ook zelf een actieve rol vervullen door het opvragen van informatie.
Het nemen van goed geïnformeerde besluiten berust op een goede informatievoorziening. Dat is in het belang van de MR, maar ook in het belang van het bevoegd gezag. Een advies, zowel positief als negatief, dient gebaseerd te zijn op de informatie die vanuit de school verstrekt wordt. De MR kan op basis van geluiden uit de achterban of op basis van vragen die de MR heeft informatie opvragen. Deze informatie dient het bevoegd gezag te verstrekken (artikel 8 lid 1 WMS).
Er is een hoop informatie die de MR standaard schriftelijk van het bevoegd gezag behoort te verkrijgen. Een deel daarvan aan het begin van het schooljaar en een deel gedurende het schooljaar (artikel 8 lid 2 WMS).
Aan het begin van het schooljaar ontvangt de MR in ieder geval:
Gedurende het schooljaar dient daarnaast ook nog te worden verstrekt:
Het recht van de MR op informatie en de plicht van het bevoegd gezag op het verstrekken hiervan, is opgenomen in artikel 8 van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). In de praktijk betekent het artikel dat het schoolbestuur de plicht heeft om de MR tijdig te voorzien van de noodzakelijke informatie voor de uitoefening van de werkzaamheden als MR.
Het gaat erom dat de informatie tijdig wordt aangeleverd. Tijdig houdt in dat de MR de informatie vroeg genoeg ontvangt om bij de voorbereiding van een vergadering nog te kunnen betrekken. Het uitreiken van stukken tijdens de vergadering is dus te laat. Daarnaast moet de informatie ook begrijpelijk zijn. Documenten bestaande uit meer dan zestig pagina’s met technische uitwendingen of onbegrijpelijke berekeningen zonder toelichting, hoeft een MR niet te accepteren als informatie.
Het bestuur heeft als plicht elk voorstel tijdig te verstrekken en in dat voorstel duidelijk te maken welke keuzes worden gemaakt, waarom deze keuzes worden gemaakt en wat de gevolgen zijn van de keuzes voor ouders, personeel en leerlingen.
De WMS verplicht het bevoegd gezag om in het medezeggenschapsstatuut vast te leggen hoe en binnen welke termijn de informatie beschikbaar wordt gesteld die nodig is voor de MR om zijn taken uit te voeren. Het is gebruikelijk dat een MR zes weken de tijd krijgt vanaf het moment dat informatie wordt verschaft om gebruik te maken van zijn advies- of instemmingsbevoegdheid. Geen reactie binnen deze termijn betekent echter niet dat de MR dan formeel heeft ingestemd. In tegendeel, geen reactie moet worden gezien als afwijzing. In het medezeggenschapsreglement wordt opgenomen hoe het bevoegd gezag informatie verschaft aan de MR en wordt de precieze reactietermijn van de MR vastgelegd.
Bram is beleidsadviseur bij de VOO en houdt zich in het bijzonder bezig met medezeggenschap en kansengelijkheid.
Meer over BramMR Compleet is dé complete basiscursus voor MR-leden bestaande uit drie bijeenkomsten.
Bekijk cursusVoor alle vragen over onderwijs en medezeggenschap kunnen leden van de VOO terecht bij de helpdesk.
Helpdesk“Eigenlijk zijn leerlingen de belangrijkste personen in de medezeggenschapsraad”. Sven Pieneman ontwikkelde samen met de VOO een MR-cursus voor leerlingen.
Helaas is armoede nog steeds een groot -en groeiend- probleem in Nederland. Het CPB verwacht dat in 2024 zo’n 7% van de kinderen in ons land opgroeit in armoede. Dat zijn gemiddeld zo’n 2 kinderen per klas en houdt u er rekening mee dat er nog meer zijn die net niet aan de definitie voldoen, maar bij wie het ook geen vetpot is.