Nieuws

Stadsschool als remedie tegen vooroordelen

Gepubliceerd op: vrijdag 10 maart 2017

Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt (CDA) noemde in 2011 de ‘bestrijding van de segregatie an sich geen doel’ en ook staatssecretaris Sander Dekker (VVD) nam geen enkel initiatief om segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Pedagoog Micha de Winter veegt in Onze School met die aanpak –of beter, het ontbreken ervan- de vloer mee aan.

Een optimist, zo kwalificeert hoogleraar pedagogiek Micha de Winter zichzelf. Dat optimisme zit hem in zijn vertrouwen in de menselijke aard. Hij gelooft dat wij niet alleen een aangeboren talent voor uitsluiting en geweld hebben, maar vooral ook voor inlevingsvermogen en compassie. Toch vertelt de optimist een zorgelijk verhaal als het gaat om die aangeboren krachten in de huidige Nederlandse context. ‘Op dit moment vormt de maatschappij een vruchtbare voedingsbodem voor vooroordelen, haat en geweld, terwijl ons vermogen tot humaniteit nauwelijks de kans krijgt tot bloei te komen.’

De Winters optimisme dwingt hem niet verbitterd te raken over die zorgelijke ontwikkeling, maar te zoeken naar oplossingen. En omdat hij pedagoog is, zoekt hij die in onderwijs en opvoeding. Hij wil bruggen slaan. Bruggen waar kinderen veilig overheen kunnen lopen om in contact te komen met ‘de ander’. Hij pleit voor een ‘stadsschool’ als ontmoetingsplek en remedie tegen segregatie. Op die stadsschool moeten kinderen van scholen uit wijken die van elkaar verschillen qua identiteit structureel samenkomen, om elkaar te leren kennen en begrijpen.

Wat De Winter drijft

Aan een imponerende vergadertafel in het statige Academiegebouw van de Universiteit Utrecht vertelt De Winter een tikje terughoudend waarom hij de behoefte – of misschien zelfs de noodzaak – voelt te zoeken naar oplossingen. ‘Ik kom uit een Joodse familie waarin flink is huisgehouden in de oorlog. Ik leerde thuis dat humaniteit niet vanzelfsprekend, maar juist precair is. Dat de gemoederen in de samenleving zomaar kunnen omslaan, met verschrikkelijke gevolgen.’ Die gevolgen waren in de Tweede Wereldoorlog natuurlijk extreem en De Winter zegt niet dat we daar momenteel op afstevenen, ‘maar de geschiedenis bewijst keer op keer dat er niet veel voor nodig is om mensen tegenover elkaar te stellen, waarna ze elkaar de tent uit vechten; de Hoekse en Kabeljauwse twisten, de protestanten tegen de katholieken, ga zo maar door.’ Dat menselijk talent voor verbinding en compassie, voor humaniteit, is dus iets waar De Winter voor wil werken, vandaar zijn pleidooi voor de stadsschool.

Wat is een stadsschool?

‘Het is een idee om structureel verbinding tussen verschillende kinderen vorm te geven. De maatschappij is gesegregeerd en die segregatie houdt zichzelf in stand. Zowel basis- als middelbare scholen worden gevuld met steeds homogenere groepen kinderen, die elkaar ook tijdens hun vervolgopleiding en volwassen leven nauwelijks treffen. Als je ‘de ander’ niet ontmoet, leer je die niet kennen en dat zorgt ervoor dat berichtgeving in kranten en tv en op sociale media je beeld kleuren. Dan nemen vooroordelen, angst en haat het over. De stadsschool moet die segregatie doorbreken door kinderen van verschillende scholen geregeld samen les te geven.’

Hoe moet dat precies vorm krijgen?

‘Dat is nog niet uitgekristalliseerd en daarin wil ik ook niet als Lieve Lita anderen de les lezen, maar ik kan een aantal voorzetten doen. De meest eenvoudige is bijvoorbeeld om een zwarte basisschool in achterstandswijk Overvecht te koppelen aan een witte school in de nabijgelegen chiquere wijk Tuindorp. Vervolgens krijgen de leerlingen geregeld een dagdeel samen les.’

Gaan kinderen dan niet alsnog in hun eigen groepje in de klas zitten?

‘Die neiging ontstaat waarschijnlijk wel. Het is niet eenvoudig zo’n kennismaking effectief en positief te laten verlopen. Soms komen verschillende groepen juist tegenover elkaar te staan bij zo’n ontmoeting. In de provincie Utrecht liep een voetbalwedstrijd tussen een team met veel Nederlandse jongens en een team met veel jongens met een Marokkaanse achtergrond bijvoorbeeld uit op een massale vechtpartij, waarna de twee teams in hun geheel werden gearresteerd. Je moet dus goed nadenken over hoe je zo’n ontmoeting vormgeeft. Wetenschappelijke studies bieden inzicht in de voorwaarden voor succes.’

De Winter gaat de belangrijkste inzichten langs. Allereerst moeten alle betrokkenen – leerkrachten, ouders, kinderen – de ontmoeting als een zinvolle exercitie beschouwen. Daarnaast hamert De Winter erop dat de gezamenlijke les structureel moet plaatsvinden, dat drie keer samen naar een theatervoorstelling gaan, geen zin heeft. ‘De lessen moeten dus onderdeel van het reguliere curriculum zijn, anders is het op de lange termijn niet vol te houden. Scholen moeten al zoveel, die schieten in een reflexmatige weerstand tegen alle extra belasting.’ Dat betekent dat het ook logistiek overzichtelijk moet zijn. ‘Koppel bij voorkeur scholen die echt op loopafstand staan, zodat je niet in de weer hoeft met busjes om leerlingen te vervoeren.’

Ten slotte noemt De Winter twee inhoudelijke voorwaarden voor een veilige sfeer op de stadsschool. ‘Begin met individueel, persoonlijk contact, waarbij leerlingen in gemixte tweetallen aan een opdracht werken. Zo doorbreek je de spanning van de ene groep versus de andere.’ Daarnaast moeten de kinderen van de twee scholen gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de les. Als de ene klas al verder is met Engels, is dat geen geschikt vak om samen aan te werken. De Winter denkt dat onderzoekend leren, bijvoorbeeld in het kader van maatschappijleer, kan helpen die gelijkwaardigheid te waarborgen en verschillende kinderen de mogelijkheid biedt hun eigen sterke kanten aan te wenden. Hij doet een suggestie voor een les: ‘Kinderen geloven steeds vaker in complottheorieën en die spelen een belangrijke rol in polarisatie en radicalisering. Laat de leerlingen in het kader van maatschappijleer samen onderzoeken waar die ideeën vandaan komen en of die bronnen betrouwbaar zijn. Dat is een neutrale vraag als uitgangspunt voor een les in mediageletterdheid.’

Geen sinecure, die stadsschool. En is het uiteindelijk niet een slap compromis? Zou je niet liever echte gemengde scholen willen?

‘Ja, het liefst zou ik willen dat verschillende mensen in dezelfde wijken samenleven en dat dat zich vertaalt naar gemengde scholen. Maar er gaan generaties overheen voor het zo ver is – als het er überhaupt van komt. In de tussentijd groeien er kinderen op en daar moet je wat mee. Je kunt scholen ook forceren om samen te gaan en een gemengde school te vormen, maar de weerstand daartegen is groot. Ik heb me afgevraagd hoe dat komt en ik denk dat dat samenhangt met de veiligheid die de eigen groep biedt, die is waardevol voor mensen.’‘Maar vooroordelen worden van generatie op generatie doorgegeven en die blijven nu intact. In een oude arbeiderswijk in Utrecht – een wijk met veel witte woede – protesteerden kinderen tegen de komst van een asielzoekerscentrum: ‘Geen verkrachters op ons schoolplein!’, scandeerden ze. Het soort wij-zij denken dat kinderen van hun ouders meekrijgen, hoop ik te doorbreken met dit initiatief.’

Wat is de volgende stap?

‘Ik vertel zo veel mogelijk mensen over mijn idee en ik merk dat dat resoneert. De wethouder in Den Haag wil met dit plan aan de slag en binnenkort heb ik een gesprek met de wethouders van alle vier de grote steden. Maar ook vanuit scholen zelf is interesse. Morgen zit ik aan tafel met twee Utrechtse scholen die enthousiast zijn over de stadsschool en het samen willen proberen. Ik denk graag mee over de aanpak en ik vind het belangrijk die initiatieven nauw te volgen met wetenschappelijk onderzoek, zodat we van de eerste ervaringen leren en de stadsschool steeds beter kunnen maken.’

Onze School, jaargang 151, nummer 1, verschijnt dinsdag 14 maart.

Micha de Winter (66) is hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit Utrecht en lector Jeugd aan de Hogeschool Utrecht. Hij pleit voor invoering van de Stadsschool, waar leerlingen van verschillende scholen met elkaar leren, sporten en samenwerken.

Het is weer zover. De lente is begonnen, maar zoals bijna elk jaar is er nog veel op aan te merken. Te koud, te nat, te instabiel. Het is net de Staat van het Onderwijs. Elk jaar in april presenteert de Inspectie van het Onderwijs onder die noemer haar bevindingen in een lijvig rapport. Ook dit jaar is het weer raak, met nog ronkender bewoordingen dan vorige editie...



Als reactie op de aanpassingen in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) per 1 augustus 2023, hebben Tweede Kamerleden Stoffer en Pijpelink een amendement voorgesteld dat deze week met algemene stemmen in de Tweede Kamer is aangenomen. Dit amendement op een onderdeel van de Reparatiewet OCW voor het jaar 2023-2024, versterkt de informatiepositie van de medezeggenschapsraad en brengt de tekst van de WMS op dit punt in lijn met de tekst in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).