Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
Eppo Bruins (1969) is sinds 3 jaar Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie en is woordvoerder Onderwijs. Bruins is gepromoveerd in de natuurkunde en werkte eerder o.a. bij de Universiteit Leiden en als directeur van de Stichting voor de Technische Wetenschappen.
Deze dagen staat Artikel 23 van de Grondwet politiek weer in de belangstelling. Vooral door de berichtgeving rondom het islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam wordt weer de vraag gesteld: is de vrijheid van onderwijs nog wel van deze tijd?
Alle artikelen van de Grondwet beschermen het individu en de gemeenschap tegen de staat. De verregaande bevoegdheden van de staat eindigen daar waar het individu of de gemeenschap onterecht worden geschaad. De liberaal Thorbecke legde met de onderwijsvrijheid van 1848 vast dat de overheid nooit in jouw hoofd mag kruipen, ook al financiert zij het onderwijs.
Ook Artikel 23 uit 1917 beschermt het individu tegen de staat:
Lid 1: ‘Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering’.
Lid 2: ‘Het geven van onderwijs is vrij, behoudens … toezicht’. Ondanks de aanhoudende zorg, laat de staat het onderwijs dus vooral aan de samenleving zelf. Het is de gemeenschap die het onderwijs verzorgt: It takes a village to raise a child.
Lid 3: ‘Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging, bij de wet geregeld’. Thorbecke’s vrijheid van denken en geloven in het openbaar onderwijs werd in 1917 dus opnieuw stevig verankerd!
In lid 4 wordt bovendien geregeld dat in alle gemeenten kinderen toegang hebben tot openbaar onderwijs.
Lid 5 regelt dat de staat het onderwijs bekostigt, maar dat als tegenprestatie dan ook deugdelijkheidseisen gesteld worden. En daar staat ‘ie dan, het gewraakte bijzinnetje: ‘met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting’. Het is de vrijheid van richting die sommige politici stoort. Lid 6 licht toe wat die vrijheid van richting inhoudt: vrijheid betreffende ‘de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers’. Scholen mogen dus zelf bepalen welke methoden ze gebruiken en wie zij als personeel aannemen. En dat wordt weer in balans gehouden door lid 7 dat de gelijkbekostiging regelt van het ‘bijzonder onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet’.
Artikel 23 regelt dus dat alles altijd gebeurt binnen de grenzen van de wet. Wie via leermiddelen of via leraren de kinderen aanzet tot haat, geweld of discriminatie, is strafbaar. En zo’n school verliest dankzij Artikel 23 dan bovendien de bekostiging.
Volgens mij zijn Artikel 23 en de onderliggende wetgeving nog steeds actueel, compleet, gebalanceerd en waterdicht. Vrijheid is beschermwaardig. En wie vrijheid misbruikt moet dus worden aangepakt. Artikel 23 afschaffen (of politiek-eufemistisch ‘moderniseren’) is niet alleen onnodig: het is onverstandig! Artikel 23 regelt gewetensvrijheid en de vrijheid van denken en geloven op alle scholen in Nederland. Dat lijkt me van levensbelang voor al die openbare en bijzondere scholen waar altijd iedereen welkom is en waar zo bewust ruimte wordt gegeven aan de brede pluriformiteit van onze samenleving.
Het is lang geleden dat de lente zo miezerig is begonnen als dit jaar. In allerlei opzichten.
In de Week van Openbare Scholen staan gelijkwaardig, vrijheid en ontmoeting en de slogan 'Openbare scholen – waar verhalen samenkomen' centraal. Deze kernwaarden en slogan zijn de basis van het actief pluriforme karakter van de openbare scholen.