De Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) heeft met belangstelling en een zekere ontreddering kennisgenomen van de ‘Staat van het Onderwijs’ die de Inspectie van het Onderwijs vandaag presenteert. Veel waardering ...
Armoede is helaas een hardnekkig probleem, ook in het onderwijs. Kinderen van armere ouders hebben vaak slechtere schoolprestaties, worden uitgesloten van deelname aan activiteiten en worden soms gepest vanwege het lage huishoudinkomen. Lees hier meer over wat scholen daaraan kunnen doen. Onderaan vindt u een VOO-handreiking over de rol van de MR.
Vaak denken mensen bij armoede niet aan Nederlandse gezinnen of kinderen. Toch is in Nederland ook sprake van structurele armoede. Er wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve armoede. Absolute armoede betekent dat iemand leeft op de rand van of onder het bestaansminimum. Dit betekent dat er een gebrek is aan basisvoorzieningen als voedsel, veilig drinkwater, gezondheid, onderdak of onderwijs. Bij relatieve armoede gaat het om de levensomstandigheden van een groep in relatie tot zijn of haar omgeving. In Nederland leven, blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, zo’n 272.000 minderjarigen in armoede, dat is zo’n 8,1% van de bevolking tot 18 jaar. In Nederland komt het dus helaas vaak voor en dat kan grote gevolgen hebben voor het opgroeien en het latere leven van kinderen.
Er zijn veel negatieve gevolgen van het in armoede leven als kind. Er zijn op school negatieve effecten op cognitieve ontwikkeling en de leerprestaties. Dit betekent dat kinderen die in armoede opgroeien vaak niet de potentie kunnen ontwikkelen die ze wel hebben, waar kinderen van rijkere ouders dat wel kunnen. Daardoor heeft deze groep kinderen ook een hogere kans later zelf in armoede te leven. Door gelijke kansen voor kinderen te creëren, worden de negatieve gevolgen beperkt.
Steeds vaker zien we gelukkig initiatieven vanuit school om te doen wat ze kunnen. Het oplossen van de grote kansenongelijkheid ligt bij de overheid, maar scholen zijn een uitstekende bron om de problemen te signaleren en waar mogelijk te tackelen. Een school kan in ieder geval:
De MR kan als het gaat om beleid over dit onderwerp een eigen initiatiefvoorstel schrijven (artikel 6 lid 2 WMS) en daarmee de directeur verzoeken om armoedebeleid te ontwikkelen. De directeur moet binnen 3 maanden een schriftelijke reactie aan de MR sturen, maar voordat dat gebeurt, biedt de directeur de MR de mogelijkheid om met hem/haar te overleggen over het voorstel van de MR. Scholen zijn niet verplicht om dergelijk beleid te formuleren en dit onderwerp staat dan ook niet voor advies of instemming in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS).
Heeft u vragen over wat u op school kunt doen om armoede tegen te gaan? Neem dan als VOO-lid contact op met de VOO Helpdesk en we helpen u graag verder.
Janny is senior beleidsadviseur bij de VOO en houdt zich in het bijzonder bezig met medezeggenschap.
Meer over JannyDe Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) heeft met belangstelling en een zekere ontreddering kennisgenomen van de ‘Staat van het Onderwijs’ die de Inspectie van het Onderwijs vandaag presenteert. Veel waardering ...
Vanaf schooljaar 2021-2022 moeten alle leerlingen kunnen meedoen met activiteiten die door de school worden georganiseerd. Ook als hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet kunnen of willen betalen. In dit a ...